De staat waarin de stukken van de archieven van de Weeskamer van Kaap de Goede Hoop zich bevinden is uitermate slecht. Het getuigt dan ook van grote deskundigheid waarmee de stukken alsnog zijn getranscribeerd, omgezet in leesbaar schrift.
Inleiding
Ten tijde van de VOC en de Britse periode van Kaap de Goede Hoop in Zuid Afrika reizen veel Nederlandse zeelui mee om op weg naar Indië een tussenstop te maken in Kaap de Goede Hoop. Ze zijn daar na een lange zeereis vanuit Nederland ongeveer halverwege naar Indië en hebben ‘Goede Hoop’ om ook de rest van de reis veilig af te leggen. In afwachting van hun verdere reis gaan ze van boord en verblijven enige tijd op de Kaap. Anderen, vaak zeelui, blijven daar en trekken Zuid Afrika binnen om daar een bestaan op te bouwen. Ze bouwen een behuizing en een boerderij. Het is de tijd van de slavernij, dus kopen ze ook slaven om het werk op de boerderij te verrichten en om het huishouden te doen.
Aan het eind van hun leven komen ze daar te overlijden. De slaven hebben geen meester meer en worden geregistreerd in de zogenaamde Weeskamer. De namen van hun heer, alsmede die van de slaven worden uitvoerig geregistreerd. Dat is echter nog niet alles, in de registers van de Weeskamer wordt ook de nalatenschap van de heer uitgebreid bijgehouden.
Afb. links: Voorbeeld van vocht- en schimmelvorming in VOC-archieven in Jakarta.
Zoek je dus voorouders in Zuid-Afrika, Kaap de Goede Hoop, dan is dit uitgebreide artikel goed om eens te lezen om vervolgens terecht te komen in de registers van de archieven op zoek naar een naam of bijvoorbeel de naam van een schip.
De stukken die bewaard zijn gebleven in de archieven van Kaap de Goede Hoop bevinden zich in een zeer slechte staat. Desondanks is het de onderzoekers gelukt om de gegevens te achterhalen. In de loop van dit verhaal zul je regelmatig de uitdrukking MOOC tegenkomen. MOOC is de afkorting voor 'Massive Open Online Course'. De gegevens in de database zijn gratis in te zien en mogen zonder beperkingen worden gebruikt. Wel is het nodig om de bron bij gebruik van de gegevens te vermelden!
De database vind je onderaan de pagina onder 'Noten, bronnen en referenties', punt 2. Kopieer de link en plak deze in de adresbalk van je browser. Je kunt natuurlijk ook gewoon op de link klikken. Verder vind je onderaan uitleg op welke manieren je kunt zoeken in deze uitgebreide database.
Plan van Kaapstad en omgeving die blockplan van stad met belangrijke openbare gebouwen tonen. Dit is een versie van George Thompson's plan uit 1827.
De archieven De in Kaapstad bewaarde archieven zijn wellicht de best bewaarde van een administratie in het octrooigebied. Omdat de Kaap, evenals Ceylon, een gebied is geweest waar zich kolonisten hebben gevestigd, lijkt het archief qua structuur sterk op dat in Colombo. Het lijkt redelijk geordend te zijn.
De korte inventaris door Graham Botha geeft een goed beeld van de structuur (Graham Botha, A Brief Guide to the Various Classes of Documents in the Cape Archives for the Period 1652-1806 (Cape Town 1918).
Het archief van de Nederlandse administratie bestaat uit drie gescheiden blokken: het archief van de Raad van Politie, dat van de Raad van Justitie en dat van de Weeskamer. Belangrijke Nederlandse bestanden bevinden zich tijdens het opmaken van de inventaris in 1918 nog bij het Hooggerechtshof (de civiele rollen van de Raad van Justitie) of bij de Surveyor General (de landadministratie.
Dat archief ligt dus in het archief van Zuid Afrika, heeft zelf geen online scans. Wel zijn veel documenten beschikbaar via FamilySearch, waaronder een ‘Alfabetiese lys, Meester van die Hooggeregeshof, Kaapstad, 1700-1877, likwidasie- en verspreidingsrekeninge’, maar dat is slechts de index: ‘Index supplies names, dates, volume and reference number to estate accounts filed with the Master's Office and Orphan Chamber before 1834 and the Master of the Supreme Court thereafter. These records have not yet been filmed [1].’
Geschiedenis van de Weeskamer op Kaap de Goede Hoop De Weeskamer als instelling bestaat al in Nederland, lang voordat het in 1624 wordt uitgebreid tot Batavia en in 1673 kaap de Goede Hoop.
Een notitieboekje dat door de Weeskamer op de Kaap wordt gebruikt, verwijst naar de Verordening van het beleid in Holland van 1580 en de Erfverordeningen van de staten Holland en West-Friesland van 1594. De Weeskamer functioneert tijdens de VOC-periode (1652-1795), de eerste Britse bezetting (1795-1803), de Bataafse regering (1803-1806) en in de beginjaren van de tweede Britse bezetting vanaf 1806. Ten eerste wordt de structuur van de Weeskamer gedurende de gehele periode van haar bestaan besproken. Ten tweede wordt een beschrijving gegeven van de functies en taken van de Weeskamer. Speciale verwijzing wordt gemaakt over de registratie van slaven en negerleerlingen.
De Weeskamer is opgericht in 1673 en functioneert gedurende de gehele VOC-periode en in de Britse periode. De inventarissen van de Weeskamer zijn van onschatbare waarde voor onderzoekers die geïnteresseerd zijn in het leven en de tijden van mensen op de Kaap van 1652 tot 1834. De inventarissen vermelden alle bezittingen in een overleden nalatenschap, inclusief vee en slaven [1].
Zoekopdrachten in de inventarissen De zoekfunctie is een van de belangrijkste voordelen van een digitale publicatie. De eerste 40 delen van de MOOC8 serie voorraden bevatten tussen de 2,5 en 3 miljoen woorden! Door middel van ‘Gratis zoeken’ kan de onderzoeker zoeken naar alle woorden, termen, namen etc. hij of zij nodig heeft.
Houd er rekening mee dat er tijdens de VOC-periode geen reguliere spellingconventies zijn om aan te houden. Daarom worden letters als C/c en K/k, F/f en V/v, S/s en Z/z, T/t en D/d, I/i en J/j, en EI/ei, Y/y en IJ/ij door elkaar gebruikt en komt het vaak voor dat in één zin hetzelfde woord wordt gespeld met een uij of ui, eij of ij, etc. Om alle spellingsvariaties van een bepaald woord te traceren, moet de onderzoeker het meest essentiële element of 'stam' identificeren en vervolgens een zoekopdracht uitvoeren. Het kan voorkomen dat zelfs na een zoektocht naar een aantal lettercombinaties nog niet alle mogelijkheden zijn behandeld. Tot op zekere hoogte doet zich hetzelfde probleem voor in de in het Engels geschreven inventarissen, omdat soms Nederlandse spelling- en grammaticaregels op de tekst zijn toegepast, bijvoorbeeld drie paar broeken in plaats van drie broeken.
Om het zoeken te vereenvoudigen, zijn de namen van personen (overledene en/of echtgenoot; naamloze personen), namen van schepen en geografische verwijzingen gecodeerd als afzonderlijke groepen. Aangezien de spelling van de namen in de tekst niet is genormaliseerd, gelden in deze categorieën vergelijkbare inconsistenties. De naam van een bepaalde persoon, plaatsnaam of schip kan bijvoorbeeld op verschillende manieren worden gespeld.
De namen van twee groepen mensen worden als belangrijk beschouwd, namelijk (a) de overledene, of in het geval van een wederzijdse nalatenschap, de overledene samen met zijn of haar echtgenoot, soms zelfs een partner in een bedrijf en (b) slaven: mannen, vrouwen en kinderen. Slaven zijn in principe niet door de VOC geregistreerd op basis van hun familie/achternaam, maar worden bij zijn of haar voornaam gevolgd door de plaats of het land van herkomst, bijvoorbeeld Apollo van Mozambicque, Rosa van de Caap en Badjoe van Bougies, waar de plaatsnaam als achternaam dient. Waar mogelijk zijn deze plaatsnamen gestandaardiseerd volgens de spellingsregels die van toepassing zijn op het Afrikaans en het Nederlands. Geen andere namen van personen zijn gecodeerd, wegens het zeer grote aantal, diversiteit van verwijzingen en spellingsvariaties. Normalisatie zou te tijdrovend en duur zijn geweest, maar met behulp van de optie ‘‘Gratis zoeken’’ is het ook mogelijk om succesvol te zoeken naar persoonlijke namen.
Wat geografische verwijzingen betreft, moet de onderzoeker in gedachten houden dat de meest gebruikte plaatsnamen, zoals Cabo de Goede Hoop, niet zijn gecodeerd, omdat het coderen van deze geografische verwijzingen alleen maar zou hebben geleid tot tal van onnodige en ongewenste herhalingen. Bij verwijzing naar de VOC-kamers zijn de plaatsnamen Amsterdam, Middelburg, Hoorn, Enkhuizen, Delft en Rotterdam niet gecodeerd. Termen of woorden met een duidelijke geografische verwijzing zijn niet gecodeerd, bijvoorbeeld Mardyker (vrije Christen); noch worden de taalnamen, d.w.z. Duijtsch of bijvoeglijke naamwoorden die naar plaatsnamen verwijzen, bijvoorbeeld Chinase in Chinase porcelijn (Chinees porselein) gecodeerd.
Men kan ook zoeken naar het jaar (18 maart 1750/17500318) en inventarisnummer (MOOC8/1 tot MOOC8/40). Op deze manier kunnen alle MOOC's uit een bepaald jaar of alle MOOC's die in één archiefvolume zijn verzameld, worden gevonden.
In de Inleiding wordt voortdurend verwezen naar de archiefvolumes van MOOC8/1 tot MOOC8/40. Deze verwijzingen kunnen worden getraceerd in de zoekmodule onder het referentienummer van de zoekoptie. Het acroniem MOOC verwijst naar Master of the Orphan Chamber, de archieven van de Master of the Orphan Chamber, waarbij de TEPC Inventoryies er deel van uitmaken.
Alle archiefstukken van de VOC worden beschreven in inventarissen. Het woord ‘inventaris’ wordt gebruikt om te verwijzen naar lijsten of catalogi van archiefbescheiden in het algemeen, maar het kan ook verwijzen naar specifieke documenten die bezittingen vermelden, zoals het geval is met de inventarissen die in de Weeskamer zijn opgenomen. Wat het Cape Town Archival Repository betreft, maken de MOOC's deel uit van de inventarisreeks nummer 1/3.
De VOC-inventarissen uit Zuid-Afrika en die uit Nederland, Indonesië, Sri Lanka, India, Maleisië en het Verenigd Koninkrijk zijn te raadplegen op internet. Er zijn nog meer gedetailleerde beschrijvingen beschikbaar op internet van vele delen met VOC-archiefstukken, waar ook een grote hoeveelheid informatie over Kaap de Goede Hoop te vinden is.
Inventarissen van de Weeskamer
Inleiding tot Kaapse inventarissen
Een inventaris (inventaris) is een lijst van bezittingen die soms vergezeld gaat van een taxatie (taxatie). Deze laatste term heeft geen betrekking op de betaling van belasting, maar op een schatting van de waarde van een nalatenschap. Inventarissen vermelden erfgenamen van de nalatenschap, bijvoorbeeld de langstlevende echtgenoot, 'kinderen van alle bedden', kleinkinderen, familieleden – zelfs zeer goede vrienden, soms bloedvrindengenoemd.
Kaapse inventarissen zijn een relatief complete en ongestoorde weerspiegeling geweest van huishoudens op het moment van beoordeling, die meestal binnen enkele dagen na overlijden heeft plaatsgevonden. Er zijn enkele uitzonderingen, zoals de inventaris van Hendricus Munkerus en zijn vrouw Elsje van Suurwaarden die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd. Munkerus overlijdt op 29 januari 1705 en zijn inventaris wordt bijna 2 1/2 jaar later op 20 mei 1707 opgemaakt (zie MOOC8/2.8).
In de districten van het land worden de bezittingen geïnventarieerd door twee mensen, of buren, verwanten of vrienden, terwijl in Kaapstad door gerenommeerde commissarissen. Een griffier kopieert de taxatie vervolgens in een standaardformaat, hoewel de originele details worden bewaard.
Korte inventarissen worden eenvoudig vermeld, variërend van meest waardevolle tot minder waardevolle items, of volgens de toegang van de taxateurs tot de items (eerst huishouden en vervolgens bijgebouwen of vice versa, als kasten of kisten worden geopend, enz.). Op een bepaald niveau van notering zijn de bezittingen ingedeeld op basis van de ruimte die ze bezetten, bijvoorbeeld kamers, kasten, winkels, zolders of bijgebouwen (d.w.z. schuren, slavenverblijven) en in het geval van een boerderij op het erf en de omliggende gebieden(werf). Veeteelt (beestiaal) en slaven (slaven, slavinnen, leijfeijgenen, etc.), edelmetalen en later in de 19e eeuw zijn aandelen en aandelen onder aparte rubrieken genoteerd. Edelmetaal is gewaardeerd naar gewicht, of het nu sieraden, servies of ornamenten zijn geweest. Lijsten van grotere huishoudens bevatten vaak catalogi van boektitels, en ook, hoewel zelden, foto's en verzamelingen bladmuziek.
De doodsoorzaak wordt zelden genoemd in de inventarissen. In enkele inventarissen van mensen die sterven tijdens de tweede verwoestende pokkenepidemie die zich in 1755 als een lopend vuurtje door de Kaapkolonie heeft verspreid, wordt echter de doodsoorzaak wel genoemd, namelijk kinderpokjes of kinderziekte. In de latere inventarissen wordt ook het tijdstip van overlijden in de meeste gevallen gespecificeerd: 'wijlen generaal-majoor Charles Collins Campbell. Geboren in Schotland sterft de 9:th dag van Mei 1822 bij 8 uur a:m:" (MOOC8/37.47).
In het geval van vaste eigenschappen zijn de naam en locatie opgegeven. De vaste eigenschappen zijn vaak vermeld volgens het hoofdgebouw en de verschillende kamers, evenals bijgebouwen (bijgebouw, schuur, enz.). Veel van de overledenen hebben echter geen huis of boerderij, maar wonen bij een vriend of huren een kamer of huis van iemand die rijker is.
De kamer-voor-kamer taxaties zijn bijzonder waardevolle informatiebronnen over huishoudens als geheel, omdat de indeling of het plan van het huis en het aantal kamers een indicatie geven van de grootte en de inhoud ervan kan worden waargenomen. De functie van kamers wordt weergegeven door hun inhoud.
De afbeeldingen in het kader links zijn goede voorbeelden van typische lettervormige Kaapse huizen uit het midden van de 18e en het begin van de 19e eeuw, die het aantal kamers en andere interessante kenmerken laten zien.
Waar vinden we het archief Op dit moment is het Archief van de Meester van het Hooggerechtshof (Kaap de Goede Hoop) ondergebracht in de ‘Cape Town Archives Repository, Roeland Street, Kaapstad’. Het omvat:
Huishoudinventarissen Elders in het Archief zijn huishoudinventarissen opgeslagen, bijvoorbeeld in de 1/STB (Stellenbosch) serie. De documenten van de Raad van Justitie en de Meester van Insolvente Landgoederen bevatten ook inventarissen van de bezittingen van mensen. Inventarissen uit de 18e en 19e eeuw zijn daarom op andere plaatsen te vinden.
Voordat je begint met het zoeken naar informatie die voor jou als geneticus, genealoog, sociaal historicus, architectuurhistoricus, taalkundige, conservator van een periodemuseum, tv-crew die een historische documentaire filmt, toerismebureau dat een route plant naar een historische site, erfgoedautoriteit, econoom, archeoloog, verzamelaar van artefacten of een andere specialist, wil je misschien een voorbeeld van een MOOC-inventaris en een uitleg van de structuur van een MOOC-inventarisbekijken. Als je voorbeelden van enkele interessante inventarissen wilt bekijken, kun je drie huishoudens bezoeken: twee uit de VOC-periode en éé uit de Britse periode Deze voorbeelden vind je verderop in dit lijvige artikel [1].
Lees meer over de rol van slaven in de inventarissen. Ook de taal van de inventarissen komt aan bod. Mocht je in de 17e en 18e eeuwse Nederlandse teksten onbekende woorden tegenkomen, dan kun je een tweetalige lijst raadplegen. Op het moment van schrijven is deze helaas niet beschikbaar. Door de inventarissen te transcriberen en zo te digitaliseren kan hun inhoud toegankelijk en beschikbaar worden gemaakt in digitaal formaat en op internet. Als je verder onderzoek wilt doen naar de Weeskamer op Kaap de Goede Hoop kun je ook de brongids raadplegen die je in de website kunt vinden.
Voorbeelden
Voorbeelden van enkele interessante inventarissen Volgens de 'Verhandeling over de Weeskamer voor De Commissarissen van Zijne Majesteit' is het oudste document van de Weeskamer een inventaris, gedateerd 15 juni 1673, in de nalatenschap van Dirk Verwey overleden en zijn echtgenoot Tryntje Theunisz. Het is waarschijnlijk dat deze inventaris verloren is gegaan voordat het boek is gebonden, omdat de eerste inventaris in deze MOOC-serie er een is van 20 oktober 1673, van de nalatenschap van Francois Chamfelaer. Hij en andere 'burghers' zijn 'onlangs' vermoord door 'Hottentots' (zie MOOC8/1.1 voor de getranscribeerd versie):
[1] Twee inventarissen uit de VOC-periode
MOOC8/19.12 Dit is de inventaris van de overleden George Hendrik Godlieb Bergman. De datum is 4 mei 1786. De inventaris wordt bovenaan ondertekend door de tweede man op de Kaap, Pieter Hacker.
George H.G. Bergman is 30 jaar oud als hij sterft. Hij wordt geboren in Duitsland in 1756. Bergman is een arts die in 1781 bij de Verenigde Oostindische Compagnie komt en als soldaat naar de Kaap komt. Een week na Bergman's dood vraagt zijn weduwe, Elizabeth Redecker, toestemming om het huis in Table Valley te verkopen. Ze heeft dringend geld nodig. In dit verzoek wordt ook onthuld dat Bergman zelfmoord heeft gepleegd. Naast zijn vrouw laat hij een baby van twee maanden achter.
In een andere inventaris, MOOC8/33.7, gedateerd 14 juni 1817, 31 jaar na de dood van zijn vader, ontmoeten we het kind opnieuw, ditmaal als George Christiaan Bergman, de beëdigde notaris die in Caledon woont.
Interessante en gedetailleerde informatie wordt verkregen uit voorraden. De onderzoeker krijgt een beeld van de burgerlijke en materiële status die de overledene in zijn of haar leven heeft gehad.
Inventarissen beginnen over het algemeen met de naam van de overledene, de erfgenamen en de situatie van het huis(en) en erf. In dit geval is het huis en erf van George Hendrik Godlieb Bergman gelegen in Table Valley en specifiek in een sectie gemarkeerd nummer 1 volgens de eigendomsakte.
Uit andere archiefbronnen blijkt dat G.H.G. Bergman arts is die zich aansluit bij de Verenigde Oostindische Compagnie en als soldaat naar de Kaap komt. Bewijs van deze twee beroepen is te vinden in de inventaris.
In de voorkamer (hal)( voorhuijs) staan vier musketten en een paar pistolen. In de kamer rechts (in de camer ter regterhand) vinden we twee koperen stampers en mortieren, twee ijzeren balansjes met hun koperen schalen, het gewicht van een apotheker en andere chirurgische instrumenten.
De aanwezigheid van vijf schilderijen, een viool, boeken en een docquetillie bord met zijn schijven (schyven), weerspiegelt waarschijnlijk Bergmans middenklasse status. In totaal hangen 33 schilderijen, sommige van Chinese oorsprong, aan de muren van de verschillende kamers in dit huis.
In de kamer aan de linkerkant (in de camer ter linkerhand) zijn er veel verwijzingen naar kleding, d.w.z. uniformen, leren broeken, jassen, zijden jurken, hoeden, sokken, zilveren schoen gespen, koperen knie gespen, shirts, vesten en twee zilveren fob horloges.
De inventaris wordt onderbroken wanneer de weduwe verklaart dat haar man op het moment van zijn dood een gouden horloge en een gouden ring met een diamant bij zich heeft gehad. Deze worden echter niet aan haar teruggegeven als zijn lichaam wordt weggenomen; ze ontving alleen het rode lint waaraan het gouden horloge is vastgemaakt geweest – het is duidelijk dat iemand het horloge heeft gestolen door het van het lint te knippen.
De 'internationale' aanwezigheid van het object d' arts, d.w.z. Engelse sauskommen, een Friese klok en vijf kleine Chinese beelden wijzen misschien op vele reizen of de enorme aanwezigheid van waren uit andere continenten op de Kaap.
In de keuken zijn het typische ijzer, koper, aarden, tin, tin, tin en houten keukengerei van de dag aanwezig. In het magazijnhok (pakhuijs zolder) staan enkele glazen flessen en aarden potten met medicijnen, een oude koekoeksklok, een oude stoel en voorwerpen die net in opslag lijken te zijn geweest en niet elke dag worden gebruikt.
In de achtertuin is een bankschroef, een boterbad, een deurpost en oud houtwerk.
Bij de afsluiting van deze inventaris, vlak voordat de openstaande schuld wordt genoemd, wordt verwezen naar de slaven die Bergman in bezit heeft gehad. De twee mannelijke slaven zijn Fortuijn uit Soembawa en April uit Nias. Uit de veilinglijst van 19 mei 1786 blijkt dat Fortuijn voetstoots ('as is') voor 150 rixdollars verkoopt aan Joël Herhold en April voor 71 rixdollars aan Johannes Prisilius (zie MOOC10/15).
De schuld en rente verschuldigd aan de Weeskamer en een burgher genaamd Johan Gustaaf Volmer, in totaal 1679:32 rixdollars.
De inventaris eindigt met de handtekeningen van de ambtenaren en de beëdigde griffier en schrijver (gesw: Clercq en Schryver) van de Weeskamer [1].
MOOC8/2.8 Dit is de inventaris van de overleden Hendricus Munkerus. De naam van zijn vrouw, Elsje van Suurwaarden, staat ook bovenaan de inventaris omdat ze in gemeenschap van goederen zijn getrouwd. De lengte van de inventaris weerspiegelt de rijkdom en sociale status van Hendricus Munkerus. Hij is in dienst van de VOC als assistent koopman (onderkoopman) en kassier. Het echtpaar bezit drie panden: een huis en erf in Table Valley, een landgoed gelegen in de Tijgerbergen en een kleine hoeve. Volgens de eigendomsakte van 10 augustus 1705 heet de boerderij in de Tijgerbergen Rondebosje.
Over het algemeen beginnen inventarissen met de vaste eigendommen van de overledene. Deze inventaris wordt ongebruikelijk opgesteld omdat deze begint met de materiële objecten die eigendom zijn.
Goud en zilver gemund en ongemund Eerst vermeld zijn de gemunt en ongemunt gouden en zilveren voorwerpen, d.w.z. knopen, vorken, ringen, zilveren mosterdpotten, een zilveren tandenstoker en snuifdoos. Interessant is het feit dat zilveren en gouden voorwerpen worden geprijsd op basis van hoeveel ze wegen, bijvoorbeeld een hoepelring (gewone ring) weegt 7 Engelse lood met 8 rixdollars per lood, wat 6 1/2 rixdollars heef gekost.
Koopmanschappen Onder deze rubriek staan een aantal kisten met materialen vermeld. De namen van deze vele en gevarieerde doeken weerspiegelen de rijkdom en schoonheid van de koopwaar, b.v. Tutucorinse citsen, Chineesche groene armosijn en Tonquinse gevouwe witte pelangs. Andere in bulk genoemde goederen zijn rollen tabak, suiker, zeep, drinkglazen, tafelplaten, enz.
‘Huijsraad en imboedel’ In de volgende rubriek staan de meubels die op de Kaap zijn gemaakt, of mogelijk uit Nederland en het Verre Oosten zijn overgekregen. Uit deze lijsten is niet duidelijk in welke van de drie panden deze items zijn ondergebracht.
Schilderijen Er is een aparte lijst voor de schilderijen van Munkerus. Deze lijst is uitzonderlijk omdat elk schilderij wordt beschreven, zodat de onderzoeker een goed idee krijgt waar hij naar 'kijkt', bijvoorbeeld een foto met twee Italiaanse havens en een portret van de zus en broer van mevrouw Munkerus.
Boeken In het volgende item staan alle boeken die Munkerus in bezit heeft gehad. Het is echt een enorme bibliotheek die een breed interessegebied bestrijkt. Hij heeft een atlas met 156 kaarten, een beschrijving van de stad Amsterdam, een Bijbel met een koperen gesp, een wiskundeboek uit 1679, boeken over Romeins Nederlands recht van Hugo de Groot. Ook in Munkerus's boekenkast zijn een Latijns woordenboek en Latijns grammaticaboek en militaire en maritieme boeken. Een interessant boek met de titel ‘Samuelus Munkerus artis poetica periculum 1688’ doet je afvragen of het misschien een relatieve dichtbundel is die Munkerus heeft meegebracht naar de Kaap.
‘Combuis gereetschappen’ De volgende categorie is een lijst van het keukengerei. Deze objecten geven je een goed beeld van wat de bewoners hebben gegeten en hoe ze zich hebben vermaakt. Vermeld zijn bier, thee en visketels. In de keuken staat een chocoladekan, wat aangeeft dat er naast wijn en bier ook chocolade wordt gedronken. De gebruiksvoorwerpen zijn gemaakt van ijzer, porselein, geel en rood koper, tin, tin en hout. Interessant zijn de objecten uit Japan en Bengalen: zes porseleinen Japanse gerechten, twee Bengaalse kruiken en achttien Bengaalse spittoons, waarvan er vier groot en 14 klein zijn geweest. Een opvallend item tussen de keukenobjecten is een astrolabium.
Rekening houdend met het feit dat er in het begin van deze inventarisatie niet is verwezen naar de twee vaste eigendommen die Munkerus in bezit heeft gehad, is het interessant dat na de vorige lijst duidelijk wordt vermeld dat de volgende lijsten van landbouwwerktuigen en meubilair zijn gevonden op het landgoed tijgerberg (Rondebosje). Vermoedelijk zijn de vorige lange lijsten inventarissen in het huis en erf gelegen in Table Valley.
‘Bouwgereetschap’ De genoemde werktuigen laten zien welke mogelijke dagelijkse activiteiten er op het landgoed hebben plaatsgevonden, zoals wijnmaken, tarweteelt, het maken van boter en brood, ploegen en houtbewerking.
Huismeubelen De meubels in het Tijgerberghuis geven ook commentaar op de welvarende levensstijl van de familie Munkerus. Wederom worden portretten vermeld, evenals enkele Delftse objecten, namelijk drie kaasvormen, borden en een vergiet.
‘Credit en Den boedel debet’ Aan het einde van de inventaris worden de ‘credits en debiteringen’ van de nalatenschap van de overledene vermeld. De slaven die Munkerus in bezit heeft gehad, staan vermeld onder credits. Hij heeft in totaal 10 mannelijke slaven, 2 vrouwelijke slaven en 6 jonge slavenkinderen, allemaal zonder naam. Een van de vermelde schulden is 333 1/3 rixdollars voor begrafeniskleding en andere gerelateerde begrafeniskosten.
De inventaris is getekend op de Kaap op 20 mei 1707. Aanwezig daarbij zijn de twee Weesmeesters en secretaris van de Weeskamer. Elsje van Suurwaarden tekent haar eigen naam als Elsie van Suurwaarden. Tijdens een vergadering van de Weeskamer wordt de weduwe gevraagd onder ede te verklaren dat zij, voor zover zij weet, geen enkel voorwerp heeft achtergehouden dat ook geïnventariseerd had moeten worden. Afb. mooc_2.8_groot: Schets en plan van landbouwgrond verleend aan Elsje van Suurwaarden genaamd Rondebosje in de Tijgerbergen, 10 augustus 1705 gesigneerd door Willem Adriaan van der Stel (CTD, Cape Title Deeds, vol. 11, C.A.R.) [1].
Afb. boven: Schets en plan van landbouwgrond verleend aan Elsje van Suurwaarden genaamd Rondebosje in de Tijgerbergen, 10 augustus 1705 gesigneerd door Willem Adriaan van der Stel (CTD, Cape Title Deeds, vol. 11, C.A.R.) [1]
Een inventaris uit de Britse periode
MOOC8/40.14 Hendrik Canterburry overlijdt om 11 uur op de avond van 28 april 1825. Zijn laatste testament is gemaakt op 29 april 1822 in aanwezigheid van de notaris, Rynier Beck en getuigen. Volgens de inventaris zijn zijn enige en universele erfgenamen zijn drie natuurlijke kinderen verwekt door de overleden vrouwelijke slaaf, Christina van Ceylon, namelijk Hendrik Cesar Canterburry, Jesimina Canterburry en Job Canterburry. De laatste twee kinderen zijn nog in slavernij ten tijde van de uitvoering van zijn testament. Zijn andere erfgenamen zijn zijn vier kinderen verwekt door de vrije vrouw Eva van de Kaap, genaamd Hester Elizabeth Canterburry getrouwd met Fredrik Jacob Schowkerk, Silvia Catharina Hendrica Canterburry getrouwd met David Davidsze, Maria Johanna Hendrica Canterburry geboren 12 september 1808 en Fredrik Willem Canterburry geboren 12 november 1814. Volgens Heese en Lombaard (1986) is er echter nog een kind, Caroline Marthina, die op 12 mei 1839 te Caledon getrouwd is met John Mckenzie. Canterburry lijkt een kleurrijk karakter te zijn geweest en wordt geassocieerd met een oud gezegde: 'Dis ou nuus van Kenteborrie. (Ibid: 544).
Een slavenjongen genaamd Damon, waarvan Hendrik Canterburry denkt dat het zijn kind is, wordt door hem gekocht van wijlen weduwe le Sueur en daarom is losgeld betaald. Hij wil ook dat zijn genoemde zoon gedoopt en geïnstrueerd wordt in de christelijke religie (CO3897/70).
Op 30 augustus 1800 verklaart mevrouw Dorothea Elisabeth Scheller, weduwe van wijlen Hendrik le Sueur, in aanwezigheid van Joh:s Hen: Neethling, notaris aan Kaap de Goede Hoop die in Kaapstad woont en in aanwezigheid van getuigen die persoonlijk verschijnen, dat zij de manumitted slave Canterburry of Bengalen, haar slavin genaamd Damon, een inwoner van deze kolonie die op 31 juni 1793 is geboren, heeft verkocht en overgedragen. Damon is de zoon van Canterburry en Christina van Ceylon, ook een slaaf van Mevrouw Scheller. De voorwaarden van deze overdracht van Damon worden vermeld in haar testament: dat in het geval dat de genoemde Canterburry, dan vrij, dit leven kan verlaten voordat de jongen zijn twintigste jaar heeft bereikt, hij zal blijven en leven bij de genoemde verschijning of een van haar erfgenamen, totdat hij die leeftijd heeft bereikt, en zal worden geïnstrueerd in een handel die hij geneigd zal zijn. Als Damon manumitted wordt kan hij de naam van Hendrik Cesar Canterburry hebben aangenomen, aangezien Canterburry's eerstgeborene volgens MOOC8/40.14 de bevrijde Hendrik Cesar Canterburry is?
Voorwaarde N:o 313 in het Boek der Voorwaarden (SO11/1) toegepast: een kopie van het codicil van de overleden weduwe van wijlen H. le Sueur, geboren D.E. Schilder (Scheller) gehecht aan haar laatste testament en ingeschreven bij de Weeskamer verklaart dat de kinderen geboren aan Christina nooit mogen worden verkocht. De weduwe le Sueur en Christina verzoeken jasemina, een kleutermeisje, aan haar dochter Hannetje te geven. Het andere kind, Job, moet op verzoek aan haar zoon Pieter de jonge (junior) worden gegeven en in slavernij blijven tot Pieter 26 jaar oud is. Job erft 2000 gilders van mevrouw le Sueur omdat hij een steyve arm heeft. Pieter Lodewyk le Sueur registreert Job, zoon van Christina van deze Kolonie in 1818. Hij is destijds huisknecht en wordt op 21 juli 1829 verkocht aan C.S. Pillans.
Na de dood van zijn voormalige vrouw Christina heeft Canterburry relaties met een vrouwelijke slaaf van de heer E.F. Schraader, Eva van de Kaap, met wie hij kinderen voortbouwt. De oudste is Hester Elizabeth Canterburry, die hij ook koopt op voorwaarde dat ze wordt gememitteerd. Om hen te bemannen wenst hij dat zij tot de christelijke religie zal worden toegelaten. Wat damons manumissie betreft, smeekt hij, als arme man, om de kerk niet de gebruikelijke straf te hoeven betalen die eigenaren van slaven die in de huizen van hun eigenaars zijn geboren, moeten betalen en die de christelijke religie hebben beleden. De eigenaren zijn verplicht om toe te staan dat deze slaven worden bevrijd op hun betaling van het bedrag waartegen ze moeten worden gewaardeerd. Aan dergelijke slaven wordt de sanctie teruggegeven die tegen de manumission van slaven wordt gevestigd, die dan slechts vijfentwintig rixdollars is, maar later op vijftig rixdollars elk wordt bevestigd. De verkoop van de kinderen aan hun vader zal hetzelfde effect hebben als wanneer zij hun vrijheid zelf hebben gekocht, of zijn gewaardeerd tegen de prijzen waarvoor de vader ze heeft gekocht (CO3897/47).
Hester Canterburry wordt geboren in slavernij en gekocht door haar vader, Hendrik Canterburry, op voorwaarde dat ze uit de slavernij wordt ontslagen. In zijn verzoek aan Lord Charles Henry Somerset, gouverneur en opperbevelhebber, verklaart Canterburry zich bereid te houden aan alle voorschriften die door de koloniale wetten zijn voorgeschreven. Het verzoek wordt op 8 december 1819 in Kaapstad ondertekend (CO3916/386).
De andere kinderen van Eva en Canterburry, Selvia (ongeveer 18 1/2 jaar oud als de manumissie wordt aangevraagd) en Maria, beide inboorlingen van deze kolonie, zijn geïnstrueerd in het christelijk geloof en gedoopt in de Hervormde Kerk van de Kolonie en manumitted in 1824 (CO3927/411). Het doel van de verspreiding van het christendom en de algemene verspreiding van religieuze instructie onder slaven is het bevorderen van de moraal onder hen en het verbeteren van hun conditie en gedrag (Index to Slave Office 1/21.
De assistent-inspecteur voor de registratie van slaven in de kolonie is Honoratius Fredrik Willem Maynier, benoemd door de regering. Hendrik Canterburry verschijnt voor hem. Na toestemming van Zijne Excellentie de Gouverneur te hebben verkregen, verklaart Hendrik op 6 april 1821 Fredrik te laten vermanen en uit de slavernij te hebben ontslagen. De slaaf van de lijkwagen, Fredrik, geboren in deze kolonie, is ongeveer zeven jaar oud. Ook Fredrik Jacob Schowkerk, echtgenoot van Hester Elizabeth Canterburry, en Johan Christiaan Weis junior verschijnen. Zij verklaren zich in solidum als zekerheden te binden, dat de voornoemde geëmancipeerde slaaf genaamd Fredrik niet binnen de vaste tijd van twintig jaar, belastend zal worden voor de Kerk, noch door armoede het recht zal hebben om alimentatie of steun aan te vragen (Slavenbureau 12/3, Akten van manumissie 1816-1822 Folio N:o 261).
Een codicil van 15 juli 1824 verzoekt de Raad van Weesmeesters van deze Kolonie op te treden als executeurs. Bijgevolg wordt het pand 'geïnventar inventoryieerd' door de ondergetekende speciale commissarissen en de volgende gevonden: een huis en perceel gelegen op 5 Leeuwe Street (zie Plan van Kaapstad, 1827). Volgens een ander record is zijn bedrijf als kapper op Leeuwe Street 22 (African Court Calender and Directory for 1822). In zijn huis aan de Leeuwestraat 5 wordt het volgende gevonden: een tafel, een keukentafel, drie kisten, twee stammen, twee banken, een ijzeren pot, twee wateremmers, twee borden, vier borden, vier lepels, vier vorken en twee messen, twee kandelaars, enz. De erfgenamen verzoeken om een deel van de kleding van de overledene te geven aan de jongere broer, Fredrik Willem Canterburry, evenals een schaar, een kam, een haarborstel en een poederzak.
Eva Satzman, voorheen Eva van de Kaap en dienstmeid, is de vrije slaaf wiens eigenaar Ernst Fredrik Schrader is. Ze wordt op 30 november 1826 manumitted. Het pand waarvan ze beweert dat het van haar is (bevestigd door E.F. Schrader) varieert van een kledingkast tot stoelen, tafels, gordijnen, dekens, kussens, een bureau, tien schilderijen, emmers, een azijnvat, kandelaars, een thee-caddy, Chinese potten, een soeplepel, borden, borden, kisten, kopjes en schotels, een zilveren zakhorloge, een lantaarn en een koffiemolen. Ze claimte de resterende meubels en andere voorwerpen die in het huis van de overledene worden gevonden als haar eigendom. Eva Satzman wordt ook vermeld als bijzit (concubine) van Carel Human te Morgenroodt, op 28 juli 1836 (Opgaaflyst voor het jaar 1836, voor den veldkornet Jac:s van Reede van Oudtshoorn).
Hendrik Canterburry junior, de kapper, is een kleurrijke persoonlijkheid geweest, die vele jaren in Hout Street heeft gewoond. Volgens H.J.W. Picard moet hij een groot verhalenverteller zijn geweest en de nogal saaie lokale nieuwscolumns van de eerste Kaapse weekbladen hebben aangevuld met een schat aan intieme roddels. Hij wordt geëerd als een populaire figuur in Kaapstad door een straat naar hem te vernoemen. Hij wordt gemist als hij verhuist van 26 naar 53 Keerom Street in 1828 (Picard, 1968: 111).
De vorderingen ten gunste van de nalatenschap bedragen verscheidene rixdollars voor verleende kappersdiensten, in achterstallige betalingen voor zo lang als twee jaar voor sommige cliënten, bijvoorbeeld Boniface en Martinus Holtman, bij 5 rixdollars per jaar. Vorderingen op de nalatenschap omvatten een hypotheek aan F.W. Flamme voor het huis van de overledene. Een andere vordering tegen de nalatenschap is een hypotheek op de Lombardbank op het huis. 'In 1793 wordt deze bank, de eerste regeringsbank in Zuid-Afrika, opgericht om de inkomsten te verhogen en het toen heersende leed en de gebrek aan valuta te verlichten. Er wordt papiergeld uitgegeven en dit wordt aan de inwoners uitgeleend tegen 5 procent op de beveiliging van huizen, land, goud, zilver, juwelen, koopwaar, enz.' (The Public Archives of South Africa, 1928:11). Andere claims zijn geld verschuldigd aan Hendrik Teubes, de vleesleverancier en aan J.R. Thompson voor koffie.
Het huishouden is op 2 mei 1825 geïnventariseren volgens een verklaring van de vrije vrouw, Eva Satzman, in aanwezigheid van de respectieve erfgenamen van de overledene. Zij verklaart dat zij niets heeft achtergehouden of uitgescheiden dat tot de nalatenschap behoort en is bereid haar verklaring met plechtige eed te bevestigen; en als op een later tijdstip andere eigendommen van de nalatenschap zullen worden gevonden, zal zij de Weeskamer hiervan op de hoogte stellen [1].
Slaven in de Inventarissen De volgende tendensen in de huishoudeninventaris geven één een idee van de aspecten van het leven van de slaven die voor hun eigenaars van belang zijn geweest.
Hun plaats in de inventaris De rubriek ‘Lijfeigenen’ verschijnt in veel gevallen tegen het einde van een inventarisatie. Waar de eigenaar(s) een aanzienlijk aantal slaven bezitten, zullen de mannelijke slaven eerst worden genoemd en vervolgens de vrouwen met hun kinderen, als ze deel uitmaken van het huishouden. In MOOC8/6.119 wordt verwezen naar de slaven als onderdeel van de bezittingen. In enkele gevallen zou een woord als ‘halvslag’ zijn opwachting maken. Een slaaf genaamd Martha met haar twee kinderen, die half-kasten zijn geweest, behoort toe aan Albert Diemer (MOOC 8/1.2, 1685). Soms wordt verwezen naar de grootte en leeftijd van de slaven. Het feit dat ze zijn ondergedoken wordt soms genoemd. Voorbeelden van details over de leeftijden zijn te vinden in 1825 in het geval van Alexander van de Kaap van 38 3/4 en Jannuary van Malabar van 54 2/3 jaar (MOOC8/42.25). Soms wordt verwezen naar ‘zeven stuks jongen, drie stuks meiden en twee kinderen’, zonder dat er namen aan zijn gegeven (MOOC8/1.2, 1685) [1].
Naamgeving Bijbelse namen zijn vaak gegeven aan de slaven, bijvoorbeeld Salomon, Izaak, Abraham, Jonas, of soms de namen van de maand van het jaar, bijvoorbeeld november, september, julij, enz. In sommige gevallen zal de naam een indicatie geven van de persoonlijkheid van de slaaf, bijvoorbeeld Harlekyn, Platvoet, Snaphaan en Tooijang. Pasop van Malabar is een slaaf geweest van Arnoldus Johannes Basson (MOOC8/6.88, 1742) – men vraagt zich af waarom hij deze waarschuwende benaming draagt die ‘wees voorzichtig’ betekent. Hun land van herkomst maakt deel uit van hun naam. Veel slaven komen uit de Indische Oceaan, India, Maleisië, Ceylon, de Oost-Afrikaanse kust en het eiland Madagaskar. Er zijn ook slaven uit Angola, Bali, China en Japan. Velen zijn geboren ‘in deze Kolonie’ met andere woorden Kaap de Goede Hoop en daarom bekend als ‘van de Kaap’.
Woongedeelte Er is niet veel aandacht voor de woonruimtes van de slaven in de inventarissen. Plectrums, schoppen, zakken zout en schoppen worden allemaal bewaard in de slavenverblijven (MOOC8/12.14). De inhoud van de derde bovenkamer van het huishouden van de gepensioneerde Henricus Beck wordt beschreven als ijzerwerkrekken, een kist, rommel en 1 slaaf, Coridon of Maccaser (MOOC8/8.12a).
Waarde en conditie Slaven worden beschreven en gewaardeerd in termen van hun toestand, als oud, blind, gedragen met de leeftijd of kreupel. De slaaf van Caspar Hendrik Batenhorst, Cupido van Batavia, is ten tijde van de inventaris geketend ‘aan de Batterij’ en wordt dus niet getaxeerd (MOOC8/6.55, 1742). Rosetta van Madagaskar is blind, daarom wordt haar geen geldwaarde toegekend (MOOC8/17.8a, 1778). Op de boerderij Eselsfonteijn in de Bokkevelt wordt een slaaf genaamd Flora van Henderina Horsel omschreven als ‘stom en harsenloos’ (dom en achterlijk). Samen met haar kind, Samson van de Kaap, zijn ze alleen Rd:s20 (20 rixdollars) (MOOC8/6.72, 1744) waard.
Januari van Bengalen en een jonge slaaf, Titus, ook van Bengalen, zijn kreupelen. Hun waarde is respectievelijk Rd:s20 en Rd:s15. Beide slaven toebehoord aan Baltus Roelofsz (MOOC8/6.73, 1744). Johan Fredrik Hässner en zijn vrouw Martha Maria du Toit vinden de slaaf Job van Madagaskar inferieur vanwege zijn leeftijd, die niet in de inventaris is gespecificeerd. Job wordt echter onderdeel van de verplichtingen van het testament. Johannes le Riche erft deze slaaf en er wordt een taxatie op hem geplaatst van Rd:s500 (MOOC8/37.31, 1820). Een slaaf van Leendert Louw genaamd Trompetter is oud en heeft lepra (‘lazarusziekte’), daarom heeft hij geen waarde (MOOC8/6.58, 1743).
Er zijn een aantal verwijzingen in de inventarissen naar sterfgevallen veroorzaakt door pokken. Jan Heijns en zijn enige slaaf sterven beiden aan pokken in 1767, tijdens een van de pokkenuitbraken (MOOC8/12.24). Slaven zijn onderhevig geweest aan vele ziekten, vanwege hun levensomstandigheden. Januarij van Mosambique wordt gezien als ziek en daarom gewaardeerd op Rd:s100 (MOOC8/51.49, 1796). Gevallen van borstproblemen worden genoemd, zoals Sophie, die een borstaandoening heeft: ‘een lange tering’ (MOOC16.5, 1827). Een slaaf genaamd Ceaser van Madagaskar heeft epilepsie en is Rd:s150 waard. Bij de dood van Reijnier Lafebre erft Catharina Abigael Pieter van de Kaap, een jonge slaaf die borstvoeding geeft (MOOC8/9.6, 1755). Een jaar later wordt opgemerkt dat een jonge slaaf genaamd Pieter, die toebehoort aan Catharina Abigael Lafebre, is overleden aan pokken (MOOC8/9.7, 1756). Silvia van Boegies heeft mondkanker. Ze heeft twee kinderen, Diena 2 jaar en Philida, 8 jaar oud. De buren noemen de laesie een ‘aksiedent’ (MOOC8/51.43, 1795).
Bezittingen Sommige slaven bezitten bezittingen en geld. Een deel van de ‘lasten’ van de gepensioneerde minister Henricus Beck is het feit dat hij de bevrijde slaaf Henrica van de Kaap verschuldigd is, volgens de erfenis die is gespecificeerd in het testament van de overledene, Rd:s166.32. Aan de erfgenamen van de bevrijde slaaf Alida van de Kaap is hij Rd:s200 verschuldigd. Volgens het testament wordt dit geld haar gegeven door haar overleden vader en in bewaring gegeven aan wijlen de heer Henricus Beck voor haar erfgenamen. Aan zijn naamloze slaaf laat Beck al zijn wollen en linnen kleren achter. Aan zijn levende vrije slaaf, Henderica van de Kaap, laat hij een dressoir, een keukenkast, kapotte stoelen, een pot, bed, tafel, een matras en een sprei achter (MOOC8/8.12a, 1755). Voorbeelden van bezittingen van slaven zijn te vinden in de inventarissen van de slaven, Alima van Mosambicque (MOOC8/42.22, 1825) en Chrisjan (MOOC8/42.20, 1827) [1].
Bevrijde slaven Er zijn gevallen van bevrijde slaven die slaven bezitten. Carel Jansz van Bengalen vraagt in zijn testament om zijn slaaf, Rebecca van Bengalen en haar twee kinderen, Jan en Appollonia van de Kaap, bij zijn dood te bevrijden. In de inventaris staat ook dat Rebecca en haar kinderen de jonge slaaf Antonius van Coutchin erven (MOOC8/6.74, 1744).
Aanbieding
Arbeiders Slaven zijn naar de Kaap gebracht om de basisarbeidskracht te vormen. Christiaan Daniel Perzoon heeft deurkozijnen, ruiten, verschillende lengtes hout, een kist met timmermansgereedschap, enz. in zijn timmermanswerkplaats (MOOC8/17.22, 1776). Onder zijn slaven zijn vier metselaars, twee stenen ‘hewers’ en een timmerman. Beroepen variëren van schoenmakers (Manuel van de Kaap), groenteverkopers (Jozef van Boegies) en kleermakers (Augustus van Bengalen) tot zilversmeden (Jan van de Kaap). In de inventaris van Gysbertus van Reenen en Maria Joh. Smallbergen worden veel runderen en enkele schapenvachten en ‘bullockhuiden geïnventarisatied’. Het is niet verwonderlijk dat een van hun slaven, Filips van Malabar, 51 jaar oud, een leerlooier is en een andere, Roman van Mosambicque, 41 jaar oud, een bakker is. Het is ook belangrijk op te merken dat een andere slaaf van dit huishouden, Carolus van Mosambicque, 91 jaar oud is (MOOC8/42.26, 1827).
Instructies van het testament In het testament worden soms specifieke instructies gegeven over wat er met de slaven moet gebeuren na de dood van de erflaters. Jan Dirksz. de Beer en Anna van Veldhuijsen specificeren dat de 6 slaven in hun huis aan de Kaap niet verkocht mogen worden maar verdeeld worden onder hun kinderen (MOOC8/1.63, 1701). In een ander geval zullen kinderen vragen om bepaalde slaven te bezitten. In het testament van Debora de Koning hebben haar oudste zoon en dochter hun slavenkeuze gemaakt (MOOC8/7.53, 1748). Er zijn veel verzoeken om slaven te ‘manumitted’ bij de dood van hun eigenaars. Een voorbeeld hiervan is Leonora van de Kaap: Hendrik Heijns moet zijn vader op zijn sterfbed beloven dat ze na zijn dood zou worden vrijgelaten (MOOC8/20.43, 1793).
Kinderen Veel kinderen worden in slavernij geboren. Er is soms een geschil over deze kwestie, zoals in het geval tussen de overleden Izaak van de Kaap en Carel Christiaan Mocke (MOOC8/35.15, 1820). Mocke doet beroep bij de King and Courts of England, omdat het Hof van Beroep in het voordeel van de overledene oordeelt. De slaven, Rosina van Mosambicque met haar kinderen, Anthony, Salomon en Roosje zijn nog steeds Mocke's bezittingen en de geachte De Wet is zich ervan bewust dat Rosina, die sindsdien bij Mocke een ander kind heeft geboren, maar wiens naam hij, De Wet, niet kent. Het kind in kwestie moet Doortje zijn, de jongste, dan 6 jaar oud.
Kleding In sommige gevallen wordt de kleding van de slaven genoemd als onderdeel van de inventaris. Debora de Koning heeft 2 pakken laken gebruikt voor slavenkleren op haar zolder. Ze heeft ook slaven ‘gingham’ in haar bovenkamer (MOOC8/7.71, 1748). Michiel Groos bezit 9 blauwe slavenhemden (MOOC8/7.53, 1750). In Theunis Dirksz. de wijnkelder van Van Schalkwijk heeft hij 6 paar slavenbroeken die onder 14 slaven moeten worden verdeeld (MOOC8/3.42, 1717). Adam Leendertsz van Nieuwenbroek bezit 4 slavenjurken afgezien van 5 paar slavenbroeken (MOOC8/3.81, 1718).
De bovengenoemde informatie toont de positie en rol van de slaven in de geselecteerde huishoudinventarissen op de Kaap tussen 1717 en 1830 [1].
Taal van de inventarissen Tijdens de VOC-periode is het de 17e-eeuwse Nederlands de taal die op de Kaap over het algemeen wordt gesproken door VOC-ambtenaren en immigranten uit West-Europa. De taal die officieel wordt gebruikt in de VOC- en Bataafse periode is de oudere versie van het moderne Nederlands van Nederland en Vlaanderen en van het Afrikaans dat voornamelijk in Zuid-Afrika wordt gesproken. Daarom moet het voor sprekers van modern Nederlands en Afrikaans niet al te moeilijk zijn om de taal te begrijpen die in de Inventarissen wordt gebruikt.
In de meeste gevallen worden de inventarissen geschreven door ambtenaren in het 17e en 18e eeuwse Nederland. Maar als de overledene op het moment van zijn of haar overlijden ergens in de districten woont en er geen ambtenaar beschikbaar is om namens de familie een inventaris op te stellen, moet een familielid, familielid, vriend of buurman een lijst maken van de betrokken bezittingen. Deze 'voorlopige' of onofficiële inventaris is meestal in het Kaaps Nederlands geschreven, die in sommige opzichten afwijkt van het Nederlands dat in het moederland wordt gesproken. Ds. Leibbrandt reageert als volgt op Cape Dutch: " ... hoe zuiver Nederlands over het algemeen wordt gesproken in de buitendistricten. Het is waar, mensen hebben geen idee van de kunstmatige declension van woorden, zodat de gemaakte fouten altijd van toepassing zijn op het enkelvoud, meervoud en geslacht; maar het neemt niet weg dat de blanke bevolking de taal spreekt, en meestal in zijn verouderde vorm, opmerkelijk goed. Wie (ooit) een toespraak of debat heeft gehoord in de synode of lagere kerkvergaderingen, zal dit gemakkelijk toegeven" (vertaald uit Van der Merwe, 1971: 37).
Als de inventaris de Weeskamer op de Kaap bereikt, kopiëren de schriftgeleerden/ambtenaren de inhoud en in gevallen waarin Cape Dutch in de oorspronkelijke versie wordt gebruikt, corrigeren ze meestal de taal in hun herschreven kopie volgens de standaard Nederlandse regels. Een vergelijking tussen de officiële Nederlandse versie en de oorspronkelijke inventaris in het Kaaps Nederlands laat de verschillen in spelling en het gebrek aan declension in de taal die door de lokale bevolking wordt gebruikt zien. De twee afbeeldingen tonen de bewerking gedaan naar MOOC8/19.48b.
Als we kijken naar de inventarissen van de Weeskamer, lijkt het er niet op dat de Britten een taalbeleid van 'alleen Engels' hebben geïmplementeerd in de documentatie en officiële communicatie van deze instelling als ze in 1795 aan de macht komen. Afgaande op de taal en stijl van de inventarissen die bij de Weeskamer zijn opgesteld, kan worden geconcludeerd dat de meeste ambtenaren van het Nederlandse regime zijn behouden. Ze blijven rapporteren in wat kan worden omschreven als redelijk goed 19e-eeuws Nederlands, hoewel kleine afwijkingen in sommige documenten aangeven dat de schrijver geen moedertaalspreker van het Nederlands is. Hetzelfde geldt als deze ambtenaren inventarissen in het Engels samenstellen als hun tweede of derde taal, omdat ze fouten maken die typisch zijn voor niet-moedertaalsprekers [1].
Tweetalige lijst In sommige gevallen is het vrij moeilijk, zo niet onmogelijk om onbekende woorden en hun betekenis te traceren in hedendaagse Nederlandse bronnen. Voor de anderstaligen van het Nederlands die geïnteresseerd zijn in de inhoud van de inventarissen, is het een bijna onmogelijke taak om de Engelse naam van elk Nederlands geschreven item te kennen, om nog maar te zwijgen van de betekenis in kwestie. Om het probleem te beperken is een tweetalige lijst met onbekende of moeilijk te vinden woorden samengesteld en op de site gepresenteerd. Het bestaat uit een lijst van zowel de woorden als hun betekenis in het Nederlands, gevolgd door de vertalingen en hun betekenis in het Engels. Een aantal tweetalige woordenboeken, voornamelijk oude versies, alsmede het Woordenboek der Nederlandsche Taal zijn geraadpleegd. Voor de digitale presentatie is de voorlopige terminologielijst [Tweetalige lijst] samengesteld om te worden gebruikt als leeshulpmiddel.
De inventarissen digitaal beschikbaar maken Ellen Berends, voormalig consul-generaal van Nederland in Kaapstad, heeft het project geïnitieerd en heeft een belangrijke rol gespeeld bij de goedkeuring en financiering van de eerste fase van het transcriptieproject dat 15 maanden heeft geduurd, van 1 oktober 2004 tot en met 31 december 2005. De Koninklijke Nederlandse Ambassade in Pretoria heeft een aanvraag voor een tweede fase, die loopt van 1 februari tot eind december 2006, ruimhartig goedgekeurd.
De archieven van de Orphan Chamber zijn ondergebracht in de Cape Town Archives Repository in Roeland Street, Kaapstad. Ze vormen een uitzonderlijk rijke verzameling materiaal over het grootste deel van de VOC-periode en de eerste decennia van de Britse overheersing op de Kaap. De documenten worden hierdoor veel gebruikt en verslechteren snel. De archiefbescheiden zijn uniek voor de Archiefbewaarplaats van Kaapstad, omdat er, in tegenstelling tot de Archiefbescheiden van de Raad van Bestuur en de Raad van Justitie, geen kopieën naar Nederland zijn gestuurd.
De landgoederenregisters vormen het enige meest samenhangende verslag van particuliere slaven op de Kaap (en zij waren de grote meerderheid van de slavenbevolking). Het transcriptieproject speelt dus in op de groeiende roep om een focus op de documentatie van de slavengeschiedenis en de identificatie van slavenverdraagden.
Alle documenten worden getranscribeerd in het internationale platformonafhankelijke XML-formaat (eXtensible Mark-up Language), waar de codering wordt gedaan volgens de internationaal erkende TEI-standaard (Text Encoding Initiative). Het Centre for Business and Language Services/Sentrum vir Besigheids- en Taaldiens (Bellville, Zuid-Afrika) voert de technische implementatie uit en verzorgt ook XML- en TEI-trainingen voor het TEPC-team.
De gegevens worden gehost door het Nationaal Archief in Den Haag omdat het daartoe in staat is. In een later stadium zal de Cape Town Archives Repository deze verantwoordelijkheid overnemen, omdat het ook de authentieke registers van de Meester van de Weeskamer bijhoudt.
Transcriptie- en bewerkingsregels De redactie heeft besloten de teksten zo dicht mogelijk bij de originele documenten te laten transcriberen en wijzigingen alleen toe te staan als dit zal leiden tot een vlottere en lezersvriendelijkere presentatie van de tekst.
Er wordt daarom gewerkt volgens de Afrikaanse spellingsregels die met goed effect op de oud-Nederlandse documenten kunnen worden toegepast. Dit is een logische beslissing omdat de meeste van deze oude spellingstoepassingen in ieder geval in het Afrikaans worden bewaard (bijv. met behulp van de beginletter voor de namen van maanden en dagen). Engelse spellingsregels worden toegepast op in het Engels geschreven inventarissen:
* In overeenstemming met de spellingsregels is het onnodige gebruik van hoofdletters en leestekens, met name komma's en streepjes, teruggebracht tot wat eigenlijk nodig is om soepel te kunnen lezen. * De spelling is alleen gecorrigeerd in gevallen waarin het leesproces wordt gecompliceerd door het schrijven van delen van verbindingen of afleidingen als afzonderlijke elementen, met name voor- en achtervoegsels die niet verbonden zijn met de woordstam, of het koppelen van woorden of elementen die niet bij elkaar horen. Bijvoorbeeld, 'en' de veranderd in 'ende' waar het betekent 'en', maar is behouden wanneer het verwijst naar het woord groep 'en' plus het artikel van het volgende zelfstandig naamwoord. * In plaats van 'dito' (ad idem, idem, dezelve, enz.) te gebruiken, wordt het woord zelf herhaald. In geval van een grammaticale inconsistentie moeten de betreffende woorden tussen vierkante haken worden geplaatst, bijvoorbeeld: één boek, drie dito wordt één boek, drie [boek]. Het veranderen van boek in boeken in dit geval zal interfereren met het specifieke gebruik van dito. De [ ..... ] haakjes worden ook gebruikt om hiaten weer te geven die onder andere werden zijn veroorzaakt door schade aan de oorspronkelijke tekst. * Afkortingen blijven ongewijzigd, omdat de normalisering van woorden en het schrijven vol afkortingen resulteerd in een persoonlijke interpretatie van de tekst.
Afgezien van de weinige regels die zijn toegepast, is de rest van de oorspronkelijke tekst getranscribeerd zonder spelfouten te corrigeren, of woorden of letters weg te laten of toe te voegen, bijvoorbeeld stinhout (in plaats van stinkhout), Plettenbbaaij (in plaats van Plettenbergbaaij) en buikblanken (in plaats van buikplanken). De vervanging van de p door een b zoals te zien in het laatste voorbeeld komt vaak voor in de taal van sommige individuen, vermoedelijk afkomstig uit Duitstalige regio's.
Hetzelfde principe met betrekking tot onjuiste spelling toegepast op de Engelse teksten, bijvoorbeeld ochtendkleding (in plaats van rouwkleding), negen p: van kousen (in plaats van negen paar kousen), 3 bottels, wite koper, zilver purs, crocerij ware en twee welpen (in plaats daarvan twee kopjes).
Door de toepassing van bovenstaande redactionele aanpak heeft de onderzoeker een vrij neutrale kopie van de originele tekst.
Zoeken in de database:
Je kunt zoeken op:
2. Referentienummer: MOOC10/1.1 t/m MOOC8/75.1 waarachter de datums, achternamen en voornamen verschijnen.
4. Geographical name (Naam van een eigendom, huis, boerderij o.id.): Tekens ", (, cijfers 1 tm 7, letters A t/m Z, tekens [ en `. Daarna verschijnen de geografische namen (bijv. Paerdebergh of Henegouwen, met daarachter de datum, achternaam en voornaam.
Opmerkingen: a. meerdere combinaties zijn mogelijk!
Tot slot kun je nog 'Introduction' kiezen. Dit is overbodig als je het bovenstaande artikel hebt gelezen.
We sluiten af met drie voorbeelden van een overledene:
Opm: Dit zijn PDF-bestanden die in een nieuw venster openen en ook zijn te printen.
1. Een inventaris uit The Orpha Chamber (Weeskamer) Cape Town Archives Repository, South Arika, ref.nr. MOOC8/7.37 van Jan Simon Möller, 25 juni 1754, met informatie en de volledige boedel. PDF-bestand.
2. Een inventaris uit The Orpha Chamber (Weeskamer) Cape Town Archives Repository, South Arika, ref.nr. MOOC8/10.60 van Martha de Jager, overleden 9 augustus 1763, met informatie en de volledige boedel. PDF-bestand.
3. Een inventaris uit The Orpha Chamber (Weeskamer) Cape Town Archives Repository, South Arika, ref.nr. MOOC8/49.2 van Jeanne Caillote, overleden 25 september 1780, met informatie en de volledige boedel. PDF-bestand.
Sommige van de bovenstaande links werken niet (meer) goed. Het is dan verstandig om te zoeken op https://maritiemportal.nl/
|